Opbouw van kanji

De opbouw van kanji is in een aantal hoofdcategorieën in te delen:

1. pictogrammen en ideogrammen

Hoewel de oorsprong van het Chinese schrift pictografisch is, is slechts een klein aantal karakters pictografisch van aard. En ook in die karakters zie je niet zo snel terug wat het voor moet stellen, omdat het behoorlijk gestileerd is door eeuwen van evolutie. Voorbeelden van karakters met een pictografische oorsprong zijn:
  • oog
  • zon
  • maan
  • boom
  • paard
  • vrouw
  • vuur
Ideogrammen zijn karakters die niet zozeer een echt voorwerp voorstellen, maar de betekenis duidelijk maken. Voorbeelden zijn de karakters , en (1, 2 en 3). Andere voorbeelden zijn (boven) en (beneden): een streep met daar nog iets boven/onder.

Beide soorten karakters vormen de basis van het Chinese schrift, maar bepalen slechts een klein percentage van het geheel.

2. agregaat

Een combinatie van simpele elementen om samen een idee uit te drukken. Enkele voorbeelden:
  • graan en vuur vormen samen herfst.
  • zon achter een boom is het oosten.
  • zon en maan vormen helder.
  • vrouw onder een dak vormt veilig.
  • varken onder een dak vormt huis.
3. fonetisch-semantisch

Dit is hoe veruit de meeste karakters zijn opgebouwd. Al sinds de Shang-dynastie bestond in China het concept om karakters fonetisch te gebruiken. Ze gebruikten karakters die al bestonden en een goede klank hadden voor woorden met dezelfde (of minstens rijmende) klank, waar nog geen eigen karakter voor was. (Tot zover de mythe dat in het Chinees de gesproken taal en het schrift volledig los staan van elkaar.)

Om de karakters in hun nieuwe gebruik uniek te maken, werden er zg. radicalen toegevoegd. Dat zijn semantische of betekenis aangevende delen. Er is een beperkte set van veelvoorkomende radicalen en ze staan meestal links of onder in het karakter, maar er zijn uitzonderingen. Enkele radicalen komen juist altijd rechts.

Een voorbeeld is het karakter voor steekmug. Hier was oorspronkelijk nog geen eigen karakter voor, maar het klinkt net als , wat wordt gebruikt in de context van geschreven tekst of cultuur. (In het moderne Mandarijn worden beide uitgesproken als wén.) Het woord steekmug kreeg het karakter , met als fonetisch deel en als radicaal. Deze radicaal betekent insect.

Andere voorbeelden zijn afleidingen van het karakter (wit). Hiervan afgeleid werden voor "Cipres" (met de radicaal voor boom), voor "overnachten" (met de radicaal voor water) en voor "(in je handen) klappen" (met de radicaal voor hand).

4. Japanse kanji

Een zeer klein aantal kanji is niet uit China overgenomen, maar in Japan gemaakt. Ze heten kokuji 国字, nationale karakters of 和製漢字 wasē kanji, in Japan gemaakte karakters.

Onzekerheden bij het indelen

Het indelen van karakters in categorie 2 of 3 is niet altijd even simpel. Onderzoek heeft aangetoond dat ook bij agregaten onderdelen voor hun fonetische waarde werden gekozen. De klank is alleen te veel veranderd om er nog een fonetisch element in terug te herkennen. Het is mogelijk dat deze categorie etymologisch gezien eigenlijk niet bestaat en alle karakters ofwel pictografisch of semantisch-fonetisch zijn opgebouwd. Verder wordt er vermoed dat de fonetische delen niet (altijd) alleen puur om hun klank gekozen werden. Soms geeft het een duidelijke hint voor de betekenis.

Algemeen in de etymologie van veel karakters niet zeker. Er zijn soms verschillende verklaringen te vinden in verschillende bronnen. Zo wordt van ook wel gedacht dat het helemaal niet is opgebouwd uit en , maar komt van een apart pictogram van een gebundelde bos takken. En het karakter is waarschijnlijk eigenlijk fonetisch-semantisch. De oorspronkelijke vorm van dit karakter heeft een ander onderdeel links i.p.v. dat een goede klank weergeeft.

Laatste update van deze pagina: 02-08-2013